The China Study

(Het groene stukje werd als mail verstuurd naar kinderen en vrienden.)

Hier ben ik weer. Mocht je mijn mails vervelend vinden dan ligt dat misschien aan mij of aan het nieuws dat ik breng. Als het aan mij ligt, mijn excuses en werp deze mail dan gerust weg. Als het aan het nieuws ligt dat ik breng: don't shoot me, I'm only the piano player.

Als ik bezig ben met mijn gezondheid dan is dat niet omdat ik hoop op onsterfelijkheid. Er is maar één ding dat we allemaal moéten doen in dit leven en dat is sterven. Veel mensen gebruiken doodgaan overigens als nep excuus of uitvlucht voor hun houding t.o.v. alles wat met gezond leven te maken heeft. Je vindt dat bijvoorbeeld bij rokers.
- Ik rook, ja, so what?
- Je moet toch van iets sterven...?
Je zou hetzelfde kunnen zeggen voor vleeseters.
- Ik eet (te veel) vlees? So what?
- Je moet toch van iets sterven...? Mogen we nog genieten, ja?
Tuurlijk, zo lang we maar beseffen dat we in een ongelofelijke luxueuze positie zitten waar we kùnnen genieten. En trouwens, waarom zou je niet kunnen genieten van het leven als je géén vlees meer eet? Het vereist alleen wat creativiteit. En dat is waar mensen nu juist sterk in zijn. Gezond eten gaat over de kwaliteit van mijn leven. Hoe kan ik zo veel mogelijk kansen aan mijn kant zetten om zo lang mogelijk zo goed mogelijk te leven? Hoe kan ik pijnlijke en lange ziektes (eventueel) vermijden? Er zijn nl. betere manieren om te leven én te sterven.

Maar nog eens: als je dit soort berichten beu bent, moet je niet verder lezen, maar ik denk dat er héél belangrijke info in zit. Anders zou ik het je niet komen vertellen.

Deze keer is het een 'drietrapsraket'. Je krijgt elke week een 'trap' toegestuurd. Het volume informatie zou anders te groot zijn om het in één keer te verteren. In vorige stukjes heb ik het gehad over de ethische bezwaren die een mens kan hebben tegen de vlees - en melkindustrie. Nu blijken al die ethische bezwaren ook nog versterkt te worden door (zeer) ernstige gezondheidsbezwaren. Als je gezondheid je lief is, kan je maar beter ... verder lezen?

 

Trap 1 Van muizen en mensen


Grab your ticket and your suitcase  
Thunder's rollin' down this track  
Well, you don't know where you're going now  
But you know you won't be back  
(Land of Hope and Dreams, Bruce Springsteen) Shake ya a**, watch ya self, and getcha grub on!
(Vegan Soul Kitchen, Fresh, Healthy, and Creative African American Cuisine, Terry Bryant)

Eerst een paar opmerkingen vooraf:

Wat is proteïne?

Eiwitten of proteïnen vormen een grote klasse van biologische moleculen, die bestaan uit polymere ketens van aminozuren. De aminozuren in deze ketens zijn verbonden door peptidebindingen. Eiwitten zijn essentieel voor organismen. Eiwitten zitten onder andere in peulvruchten, vleeswaren, gevogelte, eieren, vis, zuivelproducten en noten (http://nl.wikipedia.org/wiki/Proteïne).

Hieruit kan je afleiden dat er dierlijke en plantaardige proteïnen zijn. Een dierlijke proteïne die een grote rol speelt in ons verhaal is caseïne, een dierlijk eiwit dat voorkomt in melk. Het is veruit het belangrijkste melkeiwit. Ze maakt 80 % uit van alle proteïnen in koeienmelk (http://nl.wikipedia.org/wiki/Caseïne).

Verder moet je weten dat men heel lang gedacht heeft (en sommigen denken dat nog steeds) dat dierlijke proteïnen essentieel zijn in de voeding. Na WOII, werd er dan ook alles aan gedaan om de productie van dierlijke proteïne op te voeren. In de jaren '60 en '70 had men het constant over het proteïnetekort (the proteine gap) dat verantwoordelijk werd geacht voor het voedseltekort in de derde wereld. Ondervoeding was, dacht men, voornamelijk te wijten aan een gebrek aan hoogwaardige - lees, dierlijke - proteïnen.

Filippijnen, caseïne en China

Het is in dat klimaat dat Campbell, als lid van het MIT en Virginia Tech, gecontacteerd wordt om deel te nemen aan een project dat de ondervoeding op de Filippijnen wilde aanpakken. Op dat ogenblik was 15 tot 20% van de Filippijnse kinderen tussen 3 en 6 jaar zwaar ondervoed. Eén van de basisbestanddelen van hun voeding was minderwaardige pindaboter gemaakt van aardnotenoverschot (de beste noten werden geëxporteerd). Deze boter bleek besmet met een schimmel die alfatoxine (AF), een kankerverwekkende stof, bevat. Manila en Cebu, de streken waar het meest pindaboter verbruikt werd, bleken ook de plaatsen waar het hoogste percentage leverkanker voorkwam. Deze kanker trof vooral kinderen (vanaf 4 jaar!) maar wat vooral opviel was dat de kinderen met de hoogste kans op kanker uit de best gevoede families kwamen. Uit de (relatief) rijkste families dus. Uit de families met een Amerikaans voedingspatroon waar een hoog gehalte aan - dierlijke - proteïnen werd gegeten.

Op dat ogenblik (1968) verschijnt er een Indische studie waar niemand op dat moment echt belang aan hecht maar die wel cruciaal is voor het hele verhaal. Hierin werd leverkanker op basis van AF bij ratten onderzocht. De ratten waren opgedeeld in twee groepen. Beide groepen kregen AF toegediend. Eén groep werd gevoed met voedsel dat voor 20% uit dierlijke proteïnen bestond, de andere met voedsel dat voor 5% uit dierlijke proteïne bestond. Alle ratten uit de eerste groep kregen leverkanker, uit de tweede groep geen enkele. Een verhouding van 100% - 0%. Dat bleek héél consistent met wat Campbell op de Filippijnen had vastgesteld: hoe meer dierlijke proteïnen er in de voeding zitten, hoe kwetsbaarder voor leverkanker.

Daar ontstaat het idee bij Campbell om dit verder uit te zoeken. Je moet je proberen in te leven in de toenmalige tijdsgeest om te beseffen dat een dergelijke houding niet evident was. Hij vermoedde dat dierlijke proteïnen een negatieve invloed hadden op kankergroei. Dierlijke proteïnen werden toen (en door velen nu nog) echter beschouwd als dé basis van een gezonde voeding. Meer nog, de dierlijke proteïne die hiervoor verantwoordelijk was, was caseïne m.a.w. koeienmelk! En dat op het ogenblik dat melk als één van DE gezondste dranken te wereld werd beschouwd...

Hier sla ik een stuk van het boek over. Interessante stukken mocht je ze willen lezen. De 'beruchtste' kankerverwekkers, zoals nitrieten, DDT, enz. Het verschil tussen medisch en ander onderzoek (in medisch onderzoek ben je nooit 100% zeker: bijv. ook al rook je vier pakken sigaretten per dag, je bent nooit 'zeker' dat je kanker krijgt). Basisbegrippen uit de statistiek (correlatie, significantie, metanalyse), dierenrechten (over het gebruik van proefdieren) , de drie fases van kanker. Voeding kan de kankergroei stimuleren of afremmen. In onze voeding zitten stoffen die kankergroei stimuleren en andere die de groei afremmen. Het is de verhouding tussen die 'pomoters' en 'anti-promoters' die de groei verhoogt, vertraagt of stopt.

Campbell en zijn team leggen zich in de volgende jaren toe op zeer uitgebreid onderzoek met andere kankerverwekkende stoffen en andere proefdieren (muizen). Omdat in alle experimenten het dierlijke caseïne werd gebruikt, is één van de eerste logische vragen die bij hen opduikt: hebben plantaardige proteïnen misschien hetzelfde effect? Het antwoord is NEEN. Wanneer ze bijvoorbeeld gluten of soja gebruikten, kregen de ratten géén tumoren (ook niet bij de hogere 20% waarden). Ze besluiten dan ook dat caseïne, de proteïne uit koeienmelk, de kanker-promotor is.

Ze vragen zich vervolgens af of het mogelijk is dat we doorheen ons leven bloot gesteld worden aan kleine hoeveelheden kankerverwekkende stoffen maar dat kanker enkel voorkomt als we voedsel eten dat de productie van tumoren bevordert? Kunnen we kanker via onze voeding controleren?

Uiteindelijk blijkt uit hun labonderzoek dat "nutrients from animal-based foods increased tumor development while nutrients from plant-based foods decreased tumor development." (p.66)

Tot zo ver het labonderzoek op proefdieren. Wat nu nog ontbrak waren bewijzen uit onderzoek op mensen. Liefst op een groep met gelijkaardige leef - en voedingsgewoontes, dezelfde genetische achtergrond en toch een grote verscheidenheid aan ziektes. En waar vind je die? Juist, in China. Enters the China Study.

The China Study

De kankeratlas

In het begin van de jaren '70 was de premier van China, Zhou Enlai, in de terminale fase van kanker. Op dat moment beval hij een nationaal onderzoek over de ziekte waar toen nog niet veel over bekend was. Het werd een monumentaal onderzoek naar de overlijdenspercentages als gevolg van 12 verschillende soorten kanker in 2400 'counties' bij 880 miljoen mensen (96% van de toenmalige bevolking). Gevoerd door meer dan 650.000 mensen, was het het meest ambitieuse biomedische project ooit. Het resultaat is de kankeratlas van China, waar je op gekleurde kaarten de verdeling van de verschillende kankers terugvindt.

s

Kankeratlas van China (http://www.tutuz.com/cancer-china-asiaoptics-com-ferromagnetic-theory-cancer/)

Als je de kaart bekijkt, is het duidelijk dat kanker geografisch bepaald is. Waarom is er zo'n grote variatie tussen de verschillende 'counties' terwijl de genetische achtergrond van de bevolking dezelfde is? Misschien omwille van de omgeving of de levenstijl? (Volgens een onderzoek uit 1981, zou het kankerrisico maar voor 2-3% genetisch bepaald zijn.) Waarom is kanker zo fel verspreid in sommige landelijke gebieden? Waarom zijn de verschillen zo groot? Waarom komt kanker véél minder voor in China dan in Amerika? De kaart riep een heleboel vragen op waarop ze geen antwoord gaf. Campbell wilde een soort 'snapshot' van de voedingspatronen en de omringende ecologische gegevens van de onderzochte bevolking. Hij wilde weten hoe ze leven, wat ze eten, hun bloed en urine analyseren en zien van wat ze sterven. Enkel dan kon er een antwoord komen op sommige van de hoger gestelde vragen. Met de atlas hadden ze al de sterftecijfers van meer dan vier dozijn verschillende ziektes, gaande van kanker, hartaandoeningen tot besmettelijke ziektes. In een nieuw onderzoek werden gegevens verzameld rond 367 extra variabelen die onderling vergeleken werden. Deze keer bezochten de onderzoekers 65 'counties', verdeelden ze vragenlijsten en deden ze bloedonderzoeken bij 6.500 mensen. Over het hele land deden ze urinetesten, bestudeerden ze het voedselpatroon van een volledige familie gedurende drie dagen en analyzeerden ze voedselstalen op de markten over het hele land.

Het is belangrijk te weten dat het voedselpatroon in China hoofdzakelijk groenten bevat. (Amerikanen halen 15-16% van hun caloriën uit proteïne. Deze is voor 80% van dierlijke oorsprong. Chinezen daarentegen halen 9-10% van hun caloriën uit proteïne. Die is bovendien slechts voor 10% van dierlijke oorsprong.) Er zijn dus enorme verschillen tussen de voedingspatronen: Chinezen eten minder vet, minder proteïnen, veel minder dierlijk voedsel, meer vezels en meer ijzer.

Diseases of Poverty vs. Diseases of Affluence

De wetenschappers vroegen zich af of bepaalde ziektes samen, meer voorkomen in bepaalde regio's. Komt slokdarmkanker bijvoorbeeld in dezelfde streken voor als diabetes? In dat geval zijn beide ziektes misschien te verklaren door dezelfde oorzaken die van héél uiteenlopend oorsprong zouden kunnen zijn: plaats, milieu, biologie, enz. Omdat ziektes echter allemaal biologische processen zijn, veronderstelde men dat alle oorzaken noodgedwongen via biologische weg acteerden.

Op die manier werden twee grote ziektegroepen onderscheiden: de armoedeziektes (in economisch arme gebieden) en de welvaartsziektes (in economisch ontwikkelde gebieden) .

Diseases of Poverty vs. Diseases of Affluence
Group A - Disease of Poverty
Group B - Diseases of Affluence
Pneumonia, intestinal obstructions, peptic ulcer, other digestive disorders, nephritis, pulmonary tuberculosis, infectious diseases (other than tuberculosis), parasitic diseases (other than schistosomiasis), eclampsia, rheumatic heart disease,
metabolic and endocrine disease (other than diabetes), diseases of pregnancy and birth (other than eclampsia)
Stomach cancer, liver cancer, colon cancer, lung cancer breast cancer, leukemia, diabetes, coronary heart disease, brain cancer (ages 0- 14)

http://www.mcspotlight.org/media/reports/campbell_china2.html

Elk van deze ziekte heeft de neiging om voor te komen samen met een andere ziekte uit dezelfde lijst maar niet uit de tegenovergestelde lijst. Zo zal een streek met een hoog percentage pneumonie bijvoorbeeld geen hoog percentage borstkanker vertonen maar wel bijv. een hoog percentage parasitaire ziekten. Hieruit werd besloten dat bepaalde ziektes 'clusteren'. Dat houdt meteen in dat ze gemeenschappelijke oorzaken hebben. Omdat de meeste mensen in het Westen van de ziektes uit de rechterkolom sterven worden ze ook Westerse ziektes genoemd. In sommige gebieden in China kwamen ze nauwelijks voor, in andere wel. De hamvraag van The China Study was: is dit omwille van verschillende eetgewoontes?

Satistische significantie: doorheen de volgende stukjes zal de statistische significantie weergegeven worden. 
Het Romeins cijfer I staat voor 95+% zekerheid, het Romeins cijfer II voor 99+% en het Romeins cijfer III voor 99.9+%.
Geen Romeins cijfer betekent dat de zekerheid lager is dan 95%.
95% betekent dus dat de observatie in 19 gevallen op 20 reëel is, 99% in 99 gevallen op 100 en 99.9% in 999 gevallen op 1000. 

Cholesterol

Tot de grote verbazing van de onderzoekers bleek bloedcholesterol de beste predictor van Westerse ziektes zoals hartziektes én kanker. Hoe hoger de cholesterolwaarden in een bepaald gebied, hoe hoger de Westerse ziektes. Cholesterolwaarden in China zijn aanzienlijk lager dan bij ons. Het gemiddelde bedraagt 127mg/dL. In de V.S. is dat 215mg/dL, bijna 100 punten hoger! Bij bepaalde groepen werden zelfs uitzonderlijk lage cholesterolgehaltes gemeten: tot 80mg/dL, een waarde die tot dan in het Westen als tè laag werd beschouwd. Naarmate de cholesterolwaarden daalden, daalden ook verschillende soorten kankers en leukemie. Wij weten meestal wel dat een hoge cholesterol gelinkt is aan hartproblemen. Dat hoge cholesterol ook aan kanker is gelinkt, was nieuw. Hoe groot de verschillen tussen China en het Westen zijn kan misschien duidelijker worden met een paar voorbeelden: de studie toonde aan dat de kans op een aandoening aan de kransslagader bij Amerikaanse mannen 17 (zeventien) keer hoger ligt dan bij Chinese mannen. De kans op borstkanker in Amerika is 5 (vijf) keer hoger. Gedurende de onderzoeksperiode van drie jaar (1973-1975) was er geen enkel sterfgeval bij mannen jonger dan 64 jaar omwille van kransslagaderproblemen in de hele provincie Guizhou (246.000 mannelijke inwoners).

Cholesterol is dus een duidelijke risico-indicator. De volgende vraag is hoe eetgewoontes hierop inspelen? Kort gezegd: dierlijk voedsel (vlees I, eieren, vis,I-II vet I, ..) zorgt voor een stijging, plantaardig voedsel (vezels, cellulose II, B-vitamines uit planten I, ... ) voor een daling. Op het Chinese platteland bedraagt de dagelijkse dierlijke proteïne inname 7g per dag terwijl in Amerika het gemiddelde rond 70g per dag ligt (7g, dat zijn ongeveer drie Chicken Nuggets van Mc Donalds). De onderzoekers dachten dat zo'n laag gehalte aan dierlijk voedsel de Chinese boeren zou beschermen tegen Westerse ziektes. Zelfs met zo'n lage innames bleken ze echter niet immuun. De consumptie van dierlijke proteïne geeft bij mannen een stijging van de 'slechte' cholesterol III. Consumptie van plantaardige proteïne zorgt voor een daling II.

Vet

Gemiddeld halen we 35-40% van onze caloriën uit vet. Dat doen we al vanaf de 19de eeuw, met de opkomst van de industriële revolutie. We werden rijker en kochten meer vlees en melkproducten. In het midden van de 20ste eeuw begon de wetenschap zich af te vragen of zo'n hoog vetverbruik wel goed was. Allerlei aanbevelingen ('eet vet maar eet de juiste vetten', 'vet is niet slecht, vet is juist goed voor je gezondheid') hebben geleid tot een algemeen aanvaard gemiddelde. 30% vet in je voeding zou een goede waarde zijn ook al is er geen enkel bewijs dat dit een vitale grens is.

Fat content of sample foods (uit The China Study)

Op een paar uitzonderingen na, zie je in de tabel hierboven dat er meer vet zit in dierlijk voedsel dan in plantaardig voedsel. In de meeste landen is de correlatie tussen vetinname en dierlijke proteïnen hoger dan 90%. Vetinname en dierlijke proteïneconsumptie lopen dus parallel. Het verbruikte vet geeft een (bijna perfecte) weergave van de hoeveelheid vlees die iemand eet.

Waarom al die aandacht voor vet? Op het ogenblik dat de China Study werd uitgevoerd, wezen internationale studies steeds meer op een sterk verband tussen vetconsumptie en borstkanker, dikke darmkanker en hartkwalen, de klassieke 'killing diseases' in het Westen. De beste studie was misschien die van Ken Caroll, (University of Western Ontario, Canada) waarvan we hieronder een grafiek weergeven die het verband tussen vet en borstkanker illustreert (België staat bovenaan rechts).

Total Fat Intake and Breast Cancer

Omdat het vetverbruik in China op dat ogenblik bijzonder laag was, 6%-24%, dacht men dat bij Chinese vrouwen haast geen borstkanker voorkwam. Een dieet op basis van 30% vet werd (wordt?) in het Westen immers beschouwd als een low-fat dieet. Lager dan dat - zoals bij de Chinese vrouwen - zou dus nog beter moeten zijn voor de gezondheid? Dat bleek ook te kloppen: lagere vetinnames (van 24 tot 6%) stonden inderdaad gelijk met een lager aantal borstkankers. Het is wél belangrijk op te merken dat het om lagere innames van dierlijk vet ging.

Door deze aandacht voor de link tussen borstkanker en vet, werden ook de andere risicofactoren voor borstkanker onderzocht : vroege menarche (de eerste menstruatie) , hoge cholesterolwaarden, late menopauze en lange blootstelling aan vrouwelijke hormonen. Een vroeger menarche is in verschillende studies aangegeven als risicofactor voor borstkanker (in China zou die rond 15 tot 19 jaar liggen terwijl ze in de V.S. op 11 jaar ligt!). De menarche wordt getriggered door de groei. Een vroegere (en dus langere) groei zorgt dan weer voor grotere, zwaardere en vettere mensen. En dat zijn op hun beurt weer risicofactoren voor borstkanker. Vroege menarche zorgt voor hogere oestrogeenwaarden in het bloed. Deze hogere waarden blijven bestaan gedurende de reproductiejaren indien het dieet rijk is aan dierlijk voedsel. Daardoor wordt de menopauze dan weer verlaat met drie tot vier jaar. Over het gehele leven wordt, in het Westen, de 'exposure' aan vrouwelijke hormonen dus met haast 10 jaar verhoogd. Een verhoging van de reproductieperiode is een risicofactor voor borstkanker. En zo krijg je een steeds groter netwerk van interagerende factoren. Hogere vetconsumtptie wordt immers geasocieerd met hogere oestrogeenwaarden gedurende de 35 à 40 kritische jaren III en met hogere prolactinewaarden in de periode van 55 tot 64 jaar III. Deze hormonen hebben een hoge correlatie met de consumptie van dierlijke proteïne III, melk III en vlees II.

Vezels, ijzer en vitamines

In tegenstelling tot de toen gangbare Westerse visie, stelde men in China vast dat mensen die veel plantaardig voedsel eten (en dus meer vezels) nl. ook meer ijzer binnenkrijgen III (gemiddeld eet de Chinese plattelandsbevolking 34mg/dag t.o.v. 18mg/dag in de V.S.). Vezelrijke voeding blijkt dan weer erg goed in het voorkomen van dikke darmkanker.

Planten maken antioxydanten aan. Deze zijn in staat om schadelijke vrije radicalen te neutraliseren. Radicalen zijn schadelijk omdat ze ervoor zorgen dat moleculen zeer gemakkelijk reacties aan kunnen gaan met bijvoorbeeld het DNA, wat kan leiden tot de ontregeling van de celdeling en dus tot kanker, of beschadiging van verschillende intracellulaire eiwitten (proteïnen). Door planten en fruit te eten, nemen wij hun beschermende antioxydanten over. In de China Study werden de antioxidanten gemeten op basis van de inname van vitamine C en beta-caroteen en op basis van bloedonderzoek naar vitamine C, E en carotenoïde. Vitamine C bleek de beste antioxiderende biomarker te zijn. Lage waarden waren gelinkt aan hogere kansen op kanker III, coronaire vaatziekten, hypertensie en hartaanvallen II. De boodschap kon dus niet eenvoudiger: eet meer fruit, groenten en volle granen.

Hogere calorie-inname en lager lichaamsgewicht

De calorie-inname per kg lichaamsgewicht bleek zelfs bij de minst actieve Chinezen nog 30% hoger te liggen dan bij de gemiddelde Amerikaan. Hoe is het mogelijk dat je meer calorieën inneemt en toch minder last hebt van overgewicht? Volgens Campbell heeft deze ogenschijnlijke paradox twee verklaringen.
Ten eerste zijn (waren?) Chinezen fysiek erg actief en 'verbruiken' ze daardoor meer. (Dat geldt ook voor mensen met zittend werk. Op het ogenblik van de studie verplaatste het overgote deel van de Chinese bevolking zich per fiets.)
Ten tweede is er volgens Campbell slechts een klein overschot aan calorieën nodig om overgewicht te creëren. Zo rekende hij uit dat 50 calorieën extra per dag voor een meergewicht van 5kg op jaarbasis zorgen. Omdat het voor de gewone mens echter haast onmogelijk is om zijn dagelijks calorieverbruik te meten, kan je misschien beter de volgende redenering volgen.
Voeding met hoge proteïne- en vetwaarden zorgt voor extra calorieën die worden omgezet in lichaamswarmte en opgeslagen als lichaamsvet. Bij lage proteïne- en vetwaarden daarentegen gaan calorieën meer 'verloren' als lichaamswarmte. Eenvoudig je voeding aanpassen is dus al genoeg. De China Study toont dat Chinezen meer caloriën verbruiken omdat ze fysiek actiever zijn en omdat hun dieet met weinig vet en proteïne ervoor zorgt dat de calorieën meer omgezet worden in lichaamswarmte dan in lichaamsvet.

OK, en wat nu?

Wat is de kans dat al dat positieve nieuws over plantaardig voedsel louter toeval is? Die kans is héél klein. 'It points to a new worldview, a new paradigm. It defies the status quo, promises new health benefits and demands our attention.' (p.103) Alle hoger vermelde wetenschappelijke studies wijzen erop dat het krachtigste wapen tegen kanker ons dagelijks voedsel is. Alles in onze voeding is gelinkt en ziekte of gezondheid worden er in zeer hoge mate door bepaald.

'At the end of the day, the strength and consistency of the majority of the evidence is enough to draw valid conclusions. Namely, whole, plant-based foods are beneficial, and animal-based foods are not. Few other dietary choices, if any, can offer the incredible benefits of looking good, growing tall and avoiding the vast majority or prematury diseases in our culture.' (p.106)

Met de China Study zag Campbell in een flits wat het te volgen pad kon zijn: 'From a boyhood of drinking at least two quarts of milk a day to an early professional career of scoffing at vegetarians, I have taken an unusual turn in my life.' (Campbell zelf is 15 jaar geleden gestopt met vlees eten. Sinds 6 jaar eet hij geen dierlijk voedsel meer, ook geen melkproducten (except on very rare occasions).

En hoe gaan we nu verder? Wel, na de China Study, heeft Campbell zijn bevindingen vergeleken met die van andere wetenschappers om tot een algemener beeld te komen. Dat komt aan bod in het volgende stukje, in de tweede trap. De derde trap is een soort 'good nutrition guide' en probeert een antwoord te geven op de vraag: Waarom hebben we dit allemaal nooit eerder gehoord?

As you shall see, it is nothing short of astonishing.

ES - Revisie VVdB 28/3/2012

Trap 2 Welvaartsziekten

Trap 3 Good nutrition guide & Why haven't you heard this before?

 

http://www.foodrevolution.org/

with John and Ocean Robbins, broadcasting worldwide

April 28 - May 6/2012